De laatste oorlogsjaren
Heel veel bijzonders kwam er in de bijeenkomst van 13 juli 1943 niet aan de orde. Er was een klein stukje grond verkocht aan de PUEM voor de plaatsing van een transformatorkast. Tijmen Rigter betaalde f 20,- voor het jachtrecht want hij had nog steeds zijn jachtgeweer niet terug. En dat zou de komende jaren ook zo blijven.
En dan was er nog het geschil met de pachtersfamilie Van de Fijnegeer over het eigendomsrecht van een stukje grond. Met onder meer als gevolg onenigheid over de hoogte van de pachtsom. Het leek allemaal nog vrij onschuldig maar de zaak zou zich uiteindelijk met advocaten en veel kosten voortslepen tot in de jaren zestig.
De bijeenkomst van 13 juli 1944 vond niet, zoals gebruikelijk, plaats in sociëteit Concordia maar in ’t Prinsenhof op de Hof. Concordia was een casino geworden voor ambtenaren van het ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart die in verband met de oorlog vanuit Den Haag naar Amersfoort verhuisd waren. Ook de Zusters van Onze Lieve Vrouw ter Eem vonden er onderdak voor hun onderwijsactiviteiten.
Als gevolg van dezelfde oorlogsomstandigheden had rentmeester Van Haselen het raadzaam geacht het archief van de Malen voor f 3,- onder te brengen in de kluis van de Nederlandsche Middenstandsbank. Een voltreffer op zijn kantoor achtte hij niet denkbeeldig.
De rentmeester verzuchtte: ‘De druk van den oorlog wordt steeds groter en ieder van ons verlangt naar het einde. Indien inderdaad de bevrijding dit jaar zou mogen komen, hopen wij het volgend jaar in feestelijke stemming bijeen te zijn’. De heer Boersen stelde daarop dat die feestelijke stemming dan op de een of andere wijze tot uitdrukking gebracht moest worden. Van Haselen zegde dat toe. Maar het liep toch weer wat anders.
Op 16 juli 1945 kwamen slechts zestien Malengeërfden weer bijeen in Concordia. De slechte reismogelijkheden waren daar waarschijnlijk debet aan. Van Haselen constateerde tot zijn vreugde dat er geen Malengeërfden door het oorlogsgeweld om het leven waren gekomen. Wel was er veel schade in Hoogland. Pachter Hermanus van de Fijnegeer was door een granaatscherf gedood en Wouter van der Zande had have en goed door brand verloren.
Van Haselen was 25 jaar rentmeester. Hij werd daarmee geluk gewenst maar door de tijdsomstandigheden was een passend huldeblijk niet mogelijk. Wel besloot de vergadering zijn salaris van f 150,- te verhogen naar f 250,-. Van Haselen keek ook nog terug op zijn jaren als rentmeester. Zo memoreerde hij dat van de 37 Malengeërfden bij zijn aantreden er nog maar 7 over waren. 28 waren overleden en 2 hadden hun portie verkocht. Hij had ook de afwezige Boersen willen bedanken voor de zeer positieve samenwerking en zijn grote inzet voor de Malen ondanks het feit dat hij destijds de stemming om het rentmeesterschap verloren had.
Een minder plezierige mededeling was dat voor 1 november f 1177,60 aan bijzondere omslag aan het Waterschap betaald moest worden. Uitstel werd niet verleend. Aangezien dit bedrag niet in kas was, werd besloten de pachters te vragen de pacht vóór 1 november te betalen in plaats van vóór Kerstmis. Op één na werd aan dit verzoek voldaan. De heer Knoppers wees er op dat een dergelijke omslag doorberekend mocht worden aan de pachters mits hun grond op die van het Waterschap lag. Alle pachters betaalden hun aandeel behalve één, Van de Fijnegeer.
Aan het eind van de bijeenkomst wilde Van Haselen toch afzien van zijn salarisverhoging. Er waren maar weinig Malengeërfden aanwezig en het besluit was niet unaniem aangenomen. De vergadering wilde hier niet van weten omdat f 250,- toch nog steeds een zeer bescheiden vergoeding was. De rentmeester ging toen alsnog akkoord.
Verslag van drs. B.G.J. Elias, archivaris van het College, uitgesproken tijdens de Generale Bijeenkomst op woensdag 13 juli 2016, zijnde Sint Margriet.